Op zaterdag 9 mei en de daaropvolgende dagen was geologie het onderwerp van een onvervalste nieuwsgolf. Directe aanleiding was een blog geschreven door Geert-Jan Vis (TNO, Geologische Dienst Nederland) over de ontdekking van een vulkaan uit het Juratijdperk in de Noordzee. Een persvoorlichter van TNO vond het onderwerp zo leuk dat hij voorstelde om te kijken of de pers er wat in zag. De rest kan bijna niet aan de aandacht zijn ontsnapt: de vulkaan Mulciber werd besproken in het NOS Radio 1 Journaal (“ik vind dit het leukste nieuws van de dag!”), het Jeugdjournaal, het RTL Nieuws, het NOS achtuurjournaal, in alle grote en verschillende regionale dagbladen – en zelfs in tijdschriften Linda en Margriet. Ook in het buitenland was er aandacht, vooral bij de zuiderburen. Onderstaand stuk is geschreven door Michiel van der Meulen en Geert-Jan Vis en uitgekozen als uitgelicht artikel van Geo.brief 2020-4 (gratis voor leden van het KNGMG). Wilt u lid worden van het KNGMG, dat kan via deze link.

In al het mediageweld raakte een beetje ondergesneeuwd wat er nu precies was ontdekt en hoe zich dat verhoudt tot wat er al over vulkanisme in het Noordzeebekken bekend was. Vooruitlopend op een wetenschappelijk artikel lichten we alvast een tipje van de sluier op. Ook gaan we in op de vraag waarom we überhaupt de publiciteit hebben gezocht.

Ingrediënten

De eerste concrete aanwijzingen voor het bestaan van de Mulciber zijn al in 1985 gezien in Amoco exploratieboring F16-02 waarin as- en basaltlagen waren aangeboord. In dat jaar deed Stratigraphic Services International Limited (SSI) in opdracht van Amoco biostratigrafisch en petrografisch onderzoek aan sidewall cores en concludeerde: “Het is waarschijnlijk dat deze vulkanische afzettingen (…) een voortzetting richting de Centrale Noordzeeslenk van de Zuidwal Vulkanoklasten zijn”. Deze kennis kwam beschikbaar nadat deze boring in 2003 openbaar was gemaakt.

In 1979 is er onder auspiciën van de Nederlandse Geodetische Commissie onderzoek gedaan naar het aardmagnetisch veld op de Noordzee. Voor zover bij ons bekend zijn de gegevens in eerste instantie door de Canadese geologische dienst GSC gearchiveerd en pas in 2002 gepubliceerd. In 2010 verscheen een geïnterpoleerde kaart van de gegevens op NLOG. Een 3D seismische survey, die in 2003 in het gebied werd geschoten in opdracht van Wintershall Noordzee B.V., werd in 2008 via NLOG openbaar gemaakt.

Zowel de Mulciber als de Zuidwalvulkaan zijn duidelijk herkenbaar aan de positieve afwijking van het aardmagnetisch veld in de Noordzee.

Literatuur

In de wetenschappelijke literatuur is Wim Sissingh in 2004 de eerste die met een aanwijzing komt voor een vulkaan in blok F16: een kaartje in zijn NJG-artikel (ref.) toont een “2000 Gamma magnetic intensity contour” rond boring F16-02. Mijnlieff presenteerde eerder al eens een poster (ICCP congres Utrecht, 2003), waarop hij de aanwezigheid van een vulkaan in dit gebied suggereerde. TNO-collega Harmen Mijnlieff wordt geciteerd over de overeenkomsten tussen vulkanisch gesteente van de Zuidwalvulkaan en dat in boring F16-02. In het boek ‘Geology of the Netherlands’ (2007) vermelden Manfred van Bergen en Wim Sissingh extrusief gesteente uit boring F16-02 en correleren dat aarzelend met de Zuidwal Vulkanieten Formatie. Op paleogeografische kaarten wordt de vulkaan echter niet aangegeven.

Bij vergunninghouder Wintershall zullen meer geologen de aanwezigheid van een vulkaan in het F16-blok vermoed hebben; ongetwijfeld hebben zij de prospectiviteit van de four-way-dip closure boven de vulkaan beoordeeld. Interessant is in dat opzicht exploratieboring F17-14 die geboord is aan de rand van de magnetische afwijking. Deze is tot juni 2023 helaas nog confidentieel.

Seismische reflectoren

TNO-geologen Renaud Bouroullec en Geert de Bruin bestudeerden voor verschillende projecten seismiek in het Nederlandse deel van de Noordzee. Ze stuitten daarbij op een zone met zeer sterke seismische reflectoren in het F16-blok. In 3D-beelden herkenden zij iets wat op een vulkaan leek. Daaronder zagen zij een voor de Boven-Jura van de Noordzee ongebruikelijke transparante zone. Bovenop de sterke seismische reflectoren komen onlap-structuren voor die de begraving van het vulkanische complex weergeven. De sterke seismische reflectoren duiden op hard gesteente, zeer waarschijnlijk dezelfde basalt die in de boring is gevonden.

Deze fenomenen vallen samen met de eerder genoemde positieve afwijking van het aardmagnetisch veld, veroorzaakt door verhoogde concentraties magnetische mineralen, zoals magnetiet. De magnetische afwijking bij de Mulciber is vergelijkbaar met die van de Zuidwalvulkaan en wordt vermoedelijk veroorzaakt door de batholieten eronder. De combinatie van al deze gegevens leidde tot de conclusie: we hebben er een vulkaan bij in de Nederlandse ondergrond, reeds lang vermoed maar nu ook ‘gezien’.

De top van het basaltniveau in beeld gebracht met behulp van 3D-seismiek (survey Z3WIN2003B). De rode verhoging is van de vulkaan zelf. In de seismische doorsnede is te zien hoe jongere afzettingen over de vulkaan gedrapeerd zijn.

Nieuwswaarde

Berichtgeving in Nieuwsblad van het Noorden op 27 januari 1979 over de Zuidwalvulkaan: de geschiedenis herhaalt zich.

Toen TNO Persvoorlichting vroeg of het een goed idee was om met deze bevinding de pers te benaderen, aarzelden we een beetje: de vulkaan is dood en diep begraven, heeft het wel nieuwswaarde? Maar omdat de Geologische Dienst Nederland hecht aan publiciteit over ons vakgebied, hebben we het toch geprobeerd – met boven verwachting goede resultaten.

Onze algemene ervaring met het presenteren van geologie aan het grote publiek is positief. De meeste mensen zijn er onbekend mee, maar ons vak is bijna altijd te relateren aan bekende fenomenen – zee, landschappen, vulkanen, fossielen, noem maar op – dus de interesse is zo gewekt. Het probleem hier is dat niet alleen de interesse in ons vak latent is,  maar vaak ook de behoefte eraan. Geologen moeten wat meer moeite doen dan een architect of arts om over het voetlicht te krijgen wat ze doen en waarom dat ertoe doet. Meestal lukt dat prima, maar de vraag is natuurlijk altijd of er ook aan ons gedacht wordt als we er niet zelf bij zijn. Dat, en niet ijdelheid, is de reden dat de Geologische Dienst Nederland de publiciteit zoekt.

Op dit moment is publiciteit voor geologie gerelateerd aan de energievoorziening heel belangrijk. Het zal zijn opgevallen dat er in de berichtgeving over de Mulciber genuanceerd is geschreven over Noordzeegas en de rol van zowel de industrie als TNO daarbij. De energietransitie en de verwikkelingen in Groningen gaan gepaard met snelle desinvesteringen in olie en gas. Een zijeffect hiervan is dat de bijbehorende kennisbasis ook onder druk staat. We zullen echter nog een flinke periode in Nederland gas produceren. Ook wil je koolwaterstofsystemen blijven begrijpen om ze te kunnen vermijden als je in de diepe ondergrond naar iets anders op zoek bent. Maar bovenal zijn het soort gegevens en de kennis nodig voor aardwarmte-exploratie en geologische opslag in wezen hetzelfde. Tijdens de energietransitie hebben we eerder meer dan minder geowetenschappen nodig. De Mulciber inspireerde mensen en dat schept de gelegenheid om wat meer over ons werk te vertellen – dat was hier het belangrijkst.

Michiel van der Meulen en Geert-Jan Vis
TNO, Geologische Dienst Nederland

ref. :    Sissingh, W., 2004. Palaeozoic and Mesozoic igneous activity in the Netherlands: a tectonomagmatic review. Netherlands Journal of Geosciences 83 (2), 113-134. doi.org/10.1017/S0016774600020084