Kaart van Nederland in 500 BC: meer dan de helft van Nederland wordt door veen (bruin) bedekt.

Ooit werd meer dan de helft van Nederland bedekt door veen. Van dat oerlandschap zijn nu nog maar enkele plukjes hoogveen over. Hoe gaan we daarmee om, en welke waarde hechten we aan hoogveen? Het is het onderzoeksterrein van Roy van Beek die als universitair docent verbonden is aan zowel de leerstoelgroep Bodemgeografie en Landschap als de leerstoelgroep Culturele Geografie aan de Wageningen Universiteit. Hij is tevens de eerste archeoloog die een aanstelling aan deze universiteit kreeg. Het tekent zijn interdisciplinaire aanpak. Onderstaand interview met Roy, afgenomen door Ceciel Fruijtier, is uitgekozen als uitgelicht artikel van Geo.brief 2020-6 (gratis voor leden van het KNGMG). Wilt u lid worden van het KNGMG, dat kan via deze link.

Hoogvenen vormen het studieobject van vele vakgebieden. Ze zijn de vindplaats van bijzondere archeologische overblijfselen, waarbij veenlijken en bijvoorbeeld het tempeltje van Barger-Oosterveld in Drenthe veel indruk maken. Organische artefacten blijven in venen heel goed bewaard. Van een plankenpad tot kleding tot een bolletje wol: venen bieden ons een venster op het dagelijks leven van weleer, waarvan de resten elders allang zijn vergaan. Hoogvenen worden ook bestudeerd vanwege hun unieke ecologie, of, bijvoorbeeld vanuit de hydrologie, vanwege hun bijzondere rol in de waterhuishouding. Vreemd genoeg zijn die verschillende academische invalshoeken nog maar sporadisch met elkaar gecombineerd. Maar om de interactie tussen mens en landschap te begrijpen, zul je verschillende vakgebieden met elkaar moeten verbinden.

Landschapsverandering / Roy van Beek ontving in 2017 een VIDI-beurs om onderzoek te doen naar de ruimtelijke groei en culturele betekenis van hoogvenen in Nederland. Ook leidt hij een internationaal onderzoek naar de dynamiek van wetlands en de invloed van omgevingsfactoren op niet alleen de landschappen zelf, maar vooral ook op de culturele overblijfselen die daarmee zijn geassocieerd. Die overblijfselen kunnen zowel materieel als immaterieel van aard zijn, zoals bijvoorbeeld spreekwoorden en gezegden, of bepaalde gebruiken of verhalen die vormend zijn voor de identiteit van een bepaalde streek. Landschapsveranderingen oefenen daar invloed op uit, en de vraag is op welke manier.
Wetlands is een verzamelterm voor allerlei natte landschapstypes, zoals moerassen (laag- en hoogveen), wadden, kwelders en andere overstromingsgebieden. Naast studies in Nederland wordt ook in Ierland en het Verenigd Koninkrijk onderzoek gedaan. Maar nergens ter wereld is de invloed van de mens op wetlands zo duidelijk en zo sterk als in Nederland. Bovendien is die beïnvloeding opmerkelijk vroeg begonnen – al in de tiende eeuw: een reden waarom in Nederland nog zo weinig hoogveen over is. Het maakt de vraag hoe we met de overgebleven stukjes veen omgaan des te dringender.

Grote Ontginning / In den beginne bepaalde het landschap het gedrag van de mens. Onze voorouders bewogen met het landschap mee, ze richtten hun bestaanswijze in op het landschap en de daaruit voortkomende mogelijkheden. Tijdens de Middeleeuwen sloeg dat om: onder leiding van geestelijken of feodale heersers, en later de veencompagnieën, gingen Nederlanders de veengebieden steeds grootschaliger ontginnen. Daar is naast organisatie- en samenwerkingsvermogen ook techniek voor nodig: veenontginning is een Nederlandse uitvinding. Al in de tiende eeuw werd dat systematisch aangepakt: de ontginning van de moerassen in Midden- en Zuidwest-Nederland, die plaatsvond tussen de tiende en dertiende eeuw, staat bekend als de Grote Ontginning. Niet langer bepaalt het landschap ons, maar wij bepalen het landschap. Misschien moesten we wel: doordat Nederland onder invloed van een stijgende zeespiegel steeds natter werd, hielden we weinig land meer over om op te wonen en werken. Wat begon met het graven van een afwateringsgeultje eindigde in een inmiddels beroemd geworden cultuurlandschap. En in ons beroemd geworden ‘poldermodel’.

Veenweidegebied bij Landsmeer: een duidelijk voorbeeld van de systematische
ontginning van het landschap

Spreekwoorden / Hoe bepaalt ons landschap onze identiteit? Wat willen we behouden, en hoe en waarom? De ontginning van de laagveengebieden met de daarop volgende aanleg van polders, is voor veel Nederlanders een bekend verhaal. De molens die daarbij een hoofdrol speelden zijn een oer-Nederlands symbool. Toch lijkt de ontginning van hoogveengebieden zo langzamerhand uit ons collectieve geheugen te verdwijnen. Onderzoek van promovendus Maurice Paulissen wijst juist uit dat hoogvenen al vóór de commerciële grootschalige vervening door de mens werden geëxploiteerd; boeren wonnen bijvoorbeeld kleine hoeveelheden veen voor eigen gebruik.
Aanwijzingen voor het economisch belang van veen vinden we niet alleen ‘in het veld’, maar ook in toponiemen, spreekwoorden en gezegden: “In het veen kijkt men niet op een turfje”. We zijn veelal vergeten dat ‘het bruine goud’ (veen dat als brandstof werd afgegraven en verkocht) ons in de zeventiende eeuw veel welvaart heeft gebracht. En door moerasgebieden om te zetten in cultuurlandschap hebben we daarbij tevens ons woon- en werkgebied aanzienlijk vergroot. Tegelijkertijd hebben we daarmee het niveau van flinke delen van ons land verlaagd. Daar gaan we tot op de dag van vandaag mee door: momenteel daalt het veenweidegebied als gevolg van ons grondwaterpeil-beleid harder dan de zeespiegel stijgt. De vraag is nu hoe we dit alles gaan beheren.

Hoge bevolkingsdichtheid / Als aardwetenschappers zijn we sinds Charles Lyell bekend met het principe ‘The present is the key to the past’: het heden is de sleutel tot het verleden. Maar andersom, in hoeverre kan het verleden sleutels voor het heden bieden? Nederlanders gaan al vele eeuwen met verandering om. Wat valt daarvan te leren? Uit veenontginningen blijkt dat we niet alleen succesvol waren door ons vermogen tot organiseren en samenwerken (het ‘polderen’), maar ook door ons technisch vernuft, de ontwikkeling van nieuwe technieken. We lijken daarbij pragmatisch te werk te zijn gegaan en ons voortdurend te hebben aangepast aan veranderende omstandigheden.

De Vriezenveeners hebben hun lintdorp in de
loop der eeuwen meerdere keren verplaatst.

Sommige bevindingen zijn verrassend. Zo brachten Chris de Bont en Roy van Beek in kaart dat de Vriezenveeners in Overijssel tussen 1100 en 1700 met de ontginningslijn van het veen zijn meeverhuisd, met kerk en al. Maar liefst drie keer schoven zij hun lintdorp een aantal kilometers op.
Ook verrassend is een gegeven uit onderzoek dat Van Beek eerder in Bretagne deed: daar bleek dat een hoge bevolkingsdichtheid niet ten koste hoeft te gaan van de biodiversiteit; het mozaïekvormig landgebruik in een in de Romeinse tijd dichtbevolkt stuk Bretagne bleek de diversiteit aan planten juist te hebben vergroot. Kleinschaligheid en afwisseling zijn daarbij doorslaggevend. Tegenwoordig is een grotere biodiversiteit vaak het streven. Niet alleen vanwege de soortenrijkdom, maar ook omdat het resulteert in een minder kwetsbaar systeem dat beter op veranderingen kan reageren. Een grote biodiversiteit en een hoge bevolkingsdichtheid kunnen onder deze omstandigheden dus prima samengaan!

Waarde van wetlands / Landschappen veranderen altijd en voortdurend. Het gaat Van Beek erom dat je snapt waarom en hoe landschappen veranderen, hoe mensen daar in de loop der tijden op hebben gereageerd, en op welke manier je daarmee rekening kan of wil houden in het beheer. Daar is meer kennis voor nodig. Zo weten we bijvoorbeeld niet hoe snel het veen zich indertijd over het Pleistocene zandlandschap heeft uitgebreid. Veldonderzoek met de AMS-methode (een 14C-methode die gebruik maakt van massaspectrometrie) waarbij de basale veenlaag zal worden gedateerd moet hier meer zicht op gaan geven.  De AMS-methode werkt sneller dan de conventionele 14C-methode en bovendien kunnen er veel kleinere monsters mee gedateerd worden.
Ook is er meer zicht nodig op de waarden van de wetlands. Welke culturele landschapselementen zijn daarin aanwezig, wat is het belang daarvan? Welke elementen zijn het behouden of zelfs het benadrukken waard? Postdoc Rowin van Lanen brengt nu Schokland in kaart om welke landschapselementen het daar eigenlijk gaat. Denk daarbij niet alleen aan zichtbare landschapselementen, maar ook aan prehistorische vindplaatsen die zich onder het maaiveld bevinden. In Wageningen is het Nederlands Centrum voor Luminescentiedatering (NCL) gevestigd. Deze techniek kan worden gebruikt om het laatste moment te bepalen waarop sedimentkorrels aan licht hebben bloot gestaan, van enkele tientallen tot honderdduizenden jaren geleden.
Zo kan met luminescentiedatering bijvoorbeeld worden vastgesteld wanneer een dijk werd aangelegd. Als eenmaal goed in kaart is gebracht welke elementen nog in het landschap aanwezig zijn en welke rol die hebben gespeeld in de geschiedenis, is goed onderbouwd beleid op te stellen om erfgoed te beheren. Daarin zullen wel keuzes gemaakt moeten worden.

Twistgebieden / Wetlands vormen ‘twistgebieden’ bij uitstek: het zijn dynamische, kwetsbare, bijzondere gebieden op de grens van land en water. Meningen hoe ermee om te gaan lopen sterk uiteen. Ook daar is een deel van het onderzoek van Van Beek op gericht: hoe kijken de verschillende ‘stakeholders’ tegen wetlands aan? Zo interviewt onderzoekmedewerker Floor Huisman voor het Werelderfgoed Schokland de betrokkenen om in beeld te krijgen welke visies er onder hen leven ten aanzien van wetlands en de bijzondere culturele elementen die ze bevatten.
In de praktijk gaan archeologie en ecologie goed samen: ecologisch gezien is het gunstig gebieden nat te houden, wat ook belangrijk is voor het behoud van de veelal organische archeologische vondsten die zich in de bodem bevinden. Simpel gezegd: zolang archeologische resten onder water blijven liggen rotten ze niet. Alleen is dat in strijd met agrarische belangen: om het land goed te kunnen bewerken zijn boeren gebaat bij een lager waterpeil. Maar daarmee kunnen we in enkele decennia onbewust het zicht op een belangrijk deel van onze geschiedenis vernietigen. Hoeveel draagvlak is er om miljoenen te investeren om de boel nat te houden, terwijl boeren het hoofd financieel nauwelijks boven water kunnen houden? Hier speelt ook de bodemdalingsproblematiek nog doorheen.

Roy van Beek in Dartmoor,
Engeland.

Toekomst / In Van Beeks onderzoek worden dus flink wat prangende vragen gesteld. Er is meer kennis nodig om het landschap en het daarin aanwezige erfgoed beter te kunnen beheren en goed onderbouwde beleidskeuzes te kunnen maken. Met een interdisciplinaire aanpak kunnen we het landschap en onze plek daarin beter begrijpen. Dat verrijkt ons beeld van waar we vandaan komen en wie we zijn. Nederlanders vormden het landschap; het landschap vormde de Nederlanders. Dat we de zaken graag naar onze hand zetten lijkt diep te zijn geworteld in onze aard.