Op 26 juni 2018 overleed prof. dr. Waldo Zagwijn, Leids geoloog (doctoraal 1952, doctoraat 1960) en één van de meest eminente ex-medewerkers van de Rijks Geologische Dienst (RGD), het instituut van het Ministerie van Economische Zaken dat in 1997 bij TNO werd ondergebracht. Gedurende een dienstverband dat zich uitstrekte van 1954 tot 1992 was hij jarenlang hoofd van het paleobotanisch laboratorium. In deze functie groeide hij uit tot een vooraanstaand kwartairgeoloog, die baanbrekend werk verrichtte met de stratigrafische indeling van Neogene en Kwartaire afzettingen op basis van pollen. Zonder een stratigrafische indeling geen geologische kartering: Zagwijn’s verdiensten lagen in de kern van het geologische dienstwerk in de tweede helft van de 20e eeuw. Later werd hij hoofd van de hoofdafdeling Wetenschappelijk Laboratorium, waaronder alle individuele RGD-laboratoria vielen, en was hij voor een korte periode adjunct-directeur.

Zagwijn gold in de jaren ’50 als een veelbelovende jonge man en de geschiedenis wijst uit dat hij die belofte in de decennia erna ruimschoots heeft waargemaakt. In 1972 ontving hij de Albrecht Penckmedaille, een Duitse prijs voor verdiensten in de kwartairgeologie, want ook al werkte Zagwijn vrijwel uitsluitend in Nederland, was zijn werk internationaal van grote invloed. In 1974 ontving hij van het Koninklijk Nederlands Geologisch Mijnbouwkundig Genootschap (KNGMG) de Van Waterschoot van der Gracht Penning, het hoogste eerbewijs dat in Nederland aan uitzonderlijk verdienstelijke aardwetenschappers wordt uitgereikt. In 1980 werd Zagwijn lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en in 1989 werd hij benoemd tot hoogleraar Palynologie van het Kwartair aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Verder was hij erelid van INQUA, de Internationale Unie voor Kwartaironderzoek waarbinnen hij jarenlang actief is geweest, en Officier in de Orde van Oranje Nassau.

Met name in de kartering van de ondiepe ondergrond bouwt de Geologische Dienst Nederland nog altijd voort op de wetenschappelijke nalatenschap van Zagwijn, die is vastgelegd in een indrukwekkend oeuvre en waarvan het fundament nog altijd staat als een huis. Hij was systematisch, had oog voor detail én de grote lijn, wist dus te integreren en wordt herinnerd als een erudiete, inspirerende man. Met zijn overlijden verliest Nederland een groot geoloog. Wij wensen zijn familie alle sterkte toe.

Michiel van der Meulen, TNO – Geologische Dienst Nederland